Even ter opfrissing: vaccineren is het opzettelijk toedienen van ziekteverwekkers in jouw lichaam, om diezelfde ziekte preventief te bestrijden. Een paar prikken en je bent levenslang verlost van de mazelen, rodehond of de gele koorts. Klinkt als een logische keuze? Toch heersen er heel wat vooroordelen tegen het gebruik van vaccinaties. Vier vaak gehoorde tegenargumenten doorprikt.
1. Vaccineren maakt me ziek
Een vaccinatie bestaat uit een vloeistof met daarin één of verschillende dode stukjes virus. Voor je jouw neus ophaalt: die fragmenten zijn niet in staat om je ziek te maken. Wat er wel gebeurt, is dat je antilichamen aanmaakt en zo weerstand opbouwt tegen een echte virusaanval. Een vaccin is in geen geval gevaarlijk, zelfs als jouw weerstand op het moment van de inenting even een mindere dag heeft. Waar je wel rekening mee moet houden, is dat een vaccin wat tijd nodig heeft om te werken. De incubatieperiode voor het griepvaccin ligt bijvoorbeeld op twee weken. Op tijd inenten is dus de boodschap.
2. Vaccinaties hebben ernstige bijwerkingen
Een ander doembeeld dat circuleert, is dat je aan een vaccin ernstige complicaties kan overhouden. Het gerucht wil dat vooral de allerkleinsten en de ouderen moeten opletten. Op blogs en websites wereldwijd wordt druk gespeculeerd over linken met alles van verlammingen tot autisme, vaak in één adem met complottheorieën over de Big Pharma-wereld.
We stellen je graag gerust: nagenoeg elke geneeskundige instelling op deze aardbol bewijst glashelder het tegendeel. Er is hoe dan ook geen tastbaar bewijs dat er een connectie bestaat tussen vaccins en autisme, verlammingen of andere aandoeningen. De oorsprong van een van de vele geruchten ligt bij een onderzoek dat chirurg Andrew Wakefield publiceerde in 1998, waarin hij verbanden vond tussen inentingen en autisme. We zijn ondertussen twintig jaar verder en zijn bevindingen zijn al ontelbare keren ontkracht — al houdt dat de mythe niet tegen.
3. Vaccins werken niet
Ook het populaire idee dat vaccinaties niet efficiënt werken, kunnen we snel van tafel vegen. Als je op het juiste moment en voor de juiste ziekteverwekkers ingeënt bent, kan je op twee oren slapen; zo werkt ons menselijk lichaam nu eenmaal. Als je daarentegen toch in contact komt met een nieuwe variant van het virus, of te vroeg blootgesteld wordt, loop je het risico dat de antilichamen niet paraat staan en word je toch nog ziek. Wees gerust, dit zijn uitzonderingen. Jouw huisarts is perfect op de hoogte van welke virussen op welk moment de ronde doen.
4. De ziektes waarvoor gevaccineerd wordt, zijn allang uitgeroeid
Er wordt wel eens geopperd dat vaccinaties overbodig zijn omdat ze beschermen tegen ziektes waar niemand nog door geveld wordt. Want wanneer hoorde je laatst nog van iemand die polio had? Helaas ligt de werkelijkheid net dat ietsje anders.
Gezien er nog geregeld een griepepidemie door het land raast, spreekt het voor zich dat die specifieke vaccins relevant zijn. Maar ook andere inentingen hebben ontegensprekelijk hun nut: het is net omdat we in grote getale gevaccineerd zijn dat ziektes als rodehond en pokken uitblijven. Als alle inwoners van een land plots besluiten dat ze geen vaccins meer willen, zijn er niet meer dan een paar maanden nodig voor de nationale gezondheid met desastreuze gevolgen te kampen krijgt.
Meer voordelen dan vooroordelen
Dat je jezelf hopen miserie bespaart met een paar prikken, is onderhand wel duidelijk. Dat geldt natuurlijk ook voor bedrijven, die niets dan baat hebben bij een hoge vaccinatiegraad. Een bedrijf dat al haar werknemers laat inenten tegen bijvoorbeeld de griep, weet dat de collega’s elkaar niet zullen besmetten en dat er dus een hoop minder ziekteverlof zal worden aangevraagd. Het virus krijgt zo minder kans zich om te verspreiden — meteen de beste manier om het probleem in de kiem te smoren.