Steeds meer bedrijven zetten in op elektrische mobiliteit en voorzien hun bedrijfsterrein daarom van laadpalen. Een logische en duurzame stap, maar wel een met substantiële impact op het bestaande preventie- en welzijnsbeleid. In dit blogartikel geven we een overzicht van de procedures en documenten die je moet herzien of aanvullen bij de installatie van laadpalen.
Laadpunten moeten beschouwd worden als volwaardige elektrische installaties die onderhevig zijn aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI). Dit impliceert dat ze moeten voldoen aan strikte normen rond ontwerp, beveiliging, aarding, bescherming tegen overstroom en kortsluiting, én brandpreventie.
Laadpunten zorgen voor een directe interactie tussen personen (gebruikers, bezoekers...), voertuigen (elektrische wagens en bedrijfsvoertuigen) en de technische infrastructuur van het gebouw of het terrein. Die interactie brengt specifieke risico’s met zich mee en vereist dus een multidisciplinaire benadering en doordachte aanpak.
Alvorens over te gaan tot de installatie van de laadinfrastructuur, moet een gerichte en geactualiseerde risicoanalyse uitgevoerd worden. Deze analyse heeft tot doel alle relevante gevaren die kunnen voortvloeien uit de aanwezigheid en het gebruik van de laadpunten systematisch in kaart te brengen. Hierbij besteed je bijzondere aandacht aan:
Op basis van de risicoanalyse pas je het globaal preventieplan aan. De installatie van laadpalen is een structurele wijziging van de werkplek en moet dus strategisch worden opgenomen. In het jaaractieplan noteer je concrete acties zoals opleidingen, keuringen en onderhoudsprocedures.
Voor ingebruikname moet de installatie gekeurd worden door een erkend organisme. De laadpunten moeten voldoen aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI). Ook elke substantiële wijziging of verzwaring van de elektrische installatie vereist een herkeuring door een erkend controleorganisme, conform de geldende AREI-voorschriften. Daarnaast moet de installatie minimaal om de vijf jaar onderworpen worden aan een periodieke keuring, om zo de blijvende conformiteit en veiligheid te waarborgen.
Laadpalen kunnen ook een impact hebben op de bestaande noodscenario’s. Denk hierbij aan brandrisico’s bij laadincidenten, obstructie van evacuatieroutes, de nood aan extra blusmiddelen of aangepaste signalisatie. De bestaande noodprocedures en evacuatieplannen moeten hierop aangepast worden. Om die redenen is het ook aangewezen om zowel de brandweer als de brandverzekeraar in te lichten over de laadinstallatie.
Daarnaast is het belangrijk dat de aanwezigheid van de laadplaatsen vermeld staan in het interventiedossier voor de brandweer.
Zorg dat medewerkers weten hoe ze veilig met de laadpalen omgaan. Voorzie daarom duidelijke gebruiksrichtlijnen. Daarnaast is het belangrijk dat de bevoegde persoon die aan de elektrische installatie werkt (BA4 of BA5) op de hoogte is van de gevolgen die de installatie met zich meebrengt.