De sociale verkiezingen in je organisatie zijn achter de rug en de uitslag is bekend. Wat nu? Tijd voor de praktische organisatie van je ondernemingsraad (OR) of Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW). Die nieuwe overlegorganen moet je opzetten en coördineren. Dat doe je in zogeheten installatievergadering, waarmee je meteen ook de nieuwe vertegenwoordigers bekrachtigt in hun functie. Hieronder vind je een overzicht van hoe dat verloopt.
Na afloop van de vierjaarlijkse sociale verkiezingen worden de verkozen werknemersafgevaardigden en de aangeduide bedrijfsvertegenwoordigers opgenomen in de ondernemingsraad en het CPBW. In de eerste vergadering van die organen worden afspraken vastgelegd die de vlotte continuïteit van het sociaal overleg in je onderneming verzekeren.
Een installatievergadering heeft enkele belangrijke functies:
Een installatievergadering is niet alleen een formele verplichting, maar biedt ook de kans om krijtlijnen uit te werken en praktische zaken vast te leggen. Een efficiënte installatievergadering van je OR en CPBW betekent een vlotte start van je intern sociaal overleg. Als werkgever bereid je je dus maar beter grondig voor.
Volgens de wet moet de installatievergadering van een OR of CPBW plaatsvinden binnen dertig dagen na het vervallen van de bezwaartermijn voor de resultaten van de sociale verkiezingen. In de praktijk moet de vergadering worden georganiseerd binnen 45 dagen na de verkiezingsdag. Dat komt omdat sociale verkiezingen tot 15 dagen na de stemming kunnen worden betwist. In bedrijven waar al een ondernemingsraad bestaat, wordt er meestal niet zo lang gewacht met de organisatie van de installatievergadering.
Zowel de verkozen werknemersvertegenwoordigers als de werkgeversafgevaardigden worden formeel uitgenodigd om aanwezig te zijn op de installatievergadering. Een lid dat verhinderd is, heeft het recht om een plaatsvervangend lid af te vaardigen naar de bijeenkomst.
Tijdens de installatievergadering van de OR of het CPBW maak je afspraken over de:
Daarnaast stel je ook best meteen een regeling op over toekomstige vergaderdata en de overname van een eventueel bestaand huishoudelijk reglement in organisaties die voordien ook al over intern sociaal overleg beschikten.
Zowel de eerste vergadering van de OR als het CPBW wordt voorgezeten door het ondernemingshoofd of een gemachtigd lid van de werkgeversvertegenwoordiging. De secretaris is op zijn beurt een werknemersafgevaardigde.
Elke ondernemingsraad moet beschikken over een huishoudelijk reglement. Dat bevat minimaal tien wettelijk verplichte punten. Die mogen uiteraard nog uitgebreid worden met andere items. Sommige paritaire comités voorzien trouwens een eigen model van huishoudelijk reglement voor hun sector.
Een overzicht van de verplichte onderwerpen in het reglement:
Ook het CPBW is bij wet verplicht om een huishoudelijk reglement op te stellen. De minimale vereisten zijn beperkter dan die voor de OR en draaien vooral om regels rond het praktische verloop van de vergaderingen en het minimale aantal aanwezigen voor een geldige stemming tijdens vergaderingen. De inhoudelijke punten van dit reglement vind je op de website van de FOD WASO.
Zowel de ondernemingsraad als het CPBW vergaderen minstens één keer per maand. Daarnaast moet er ook een vergadering worden belegd als minstens één derde van de personeelsafgevaardigden daarom vraagt.
Bepaalde gebeurtenissen in een bedrijf gaan ook automatisch gepaard met een bijzondere vergadering van de ondernemingsraad. Zo wordt de economische en financiële voorlichting altijd onderzocht in een buitengewone bijeenkomst van de OR. Ook plannen die mogelijk een wezenlijke impact hebben op de financiële toestand of het personeelsbestand (bijvoorbeeld een geplande ontslagronde), moeten apart worden behandeld in een bijzondere vergadering.