De mobiliteitsvergoeding – ook bekend als ‘cash for car’ – maakt plaats voor het mobiliteitsbudget. Wat houdt dat precies in? En wat betekent het voor de bouwsector? Lees alles wat je moet weten over het mobiliteitsbudget voor jouw bouwbedrijf.
Sinds 1 maart 2019 is het mobiliteitsbudget een feit. Beslis je om als werkgever het mobiliteitsbudget in te voeren in je bouwbedrijf, dan kunnen werknemers hun bedrijfswagen (of hun recht erop) inruilen voor een mobiliteitsbudget. Met dat budget kunnen ze de geldsom vrij verdelen over verschillende vervoersmiddelen, om vlotter en milieubewuster op het werk te raken.
Het mobiliteitsbudget moet een alternatief bieden voor de mobiliteitsvergoeding. De mobiliteitsvergoeding kon nog worden aangevraagd tot 23 januari 2020, bestaande overeenkomsten lopen officieel af op 31 december 2020. Daarna maakt de mobiliteitsvergoeding volledig plaats voor het mobiliteitsbudget.
Opgelet: Naast de ‘cash for car’ mobiliteitsvergoeding heb je ook nog een mobiliteitsvergoeding in de bouw, waarbij arbeiders een vergoeding ontvangen voor verplaatsingen naar de werf. Daarover hebben we het hier niet.
De mobiliteitsvergoeding liet werknemers maar een beperkte keuze om hun bedrijfswagen in te ruilen voor een geldsom. Het mobiliteitsbudget biedt daarentegen meerdere opties en kan volledig worden gepersonaliseerd. De werknemers kiezen namelijk zelf aan welke vervoermiddelen ze het budget besteden. Zo kunnen ze kiezen voor een (milieuvriendelijke) bedrijfswagen, maar bijvoorbeeld ook voor de combinatie van een bedrijfswagen, openbaar vervoer of de fiets.
Het initiatief voor de invoering van het mobiliteitsbudget gaat uit van de werkgever. Je beslist als werkgever dus zelf of je al dan niet de mogelijkheid wil aanbieden om een bedrijfswagen in te ruilen voor een mobiliteitsbudget.
Beslis je om het mobiliteitsbudget in te schakelen, dan geldt dat niet meteen voor alle werknemers. Je kan er bepaalde voorwaarden aan verbinden om te bepalen welke werknemers en wagens in aanmerking komen. De voorwaarden moeten uiterlijk bij de invoering van het systeem worden gecommuniceerd aan alle werknemers.
Werknemers zijn ook vrij om te beslissen of ze al dan niet willen ingaan op het aanbod. Een werknemer kan met andere woorden nooit worden verplicht om de bedrijfswagen in te leveren in ruil voor het mobiliteitsbudget.
Het concept van het mobiliteitsbudget is dat de werknemer zelf kan kiezen waar hij het budget aan besteedt. Hij heeft daarbij keuze uit drie verschillende pijlers en kan het budget naar wens volledig tussen die drie pijlers verdelen.
De werknemer mag met het mobiliteitsbudget nog altijd opteren voor een bedrijfswagen, maar wel op enkele voorwaarden:
Als werkgever kies je dus zelf of je een milieuvriendelijke bedrijfswagen ter beschikking wil stellen als onderdeel van het mobiliteitsbudget. Doe je dat niet, dan kan de werknemer niet zelf een milieuvriendelijke wagen kopen.
Het mobiliteitsbudget kan ook worden gebruikt voor huisvestingskosten of de financiering van duurzame transportmiddelen, zoals een treinabonnement, een abonnement voor een deelauto of een elektrische fiets.
Als werkgever kies je zelf welke opties je ter beschikking wil stellen van je werknemers binnen deze pijler. Dit rekening houdend met je mobiliteitsbeleid en de behoeften van je werknemers.
De besteding van het mobiliteitsbudget in pijler twee kan op verschillende manieren verlopen:
Aan het einde van elk kalenderjaar gebeurt een afrekening. Het deel van het mobiliteitsbudget dat de werknemer niet heeft gebruikt voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en/of duurzame vervoermiddelen, zal hem één keer per jaar in geld worden uitbetaald. En dit ten laatste samen met het loon van januari van het daaropvolgende jaar.
De belastingen zijn geheel afhankelijk van de pijler(s) waaraan de werknemer zijn budget wil besteden.
De milieuvriendelijke bedrijfswagen binnen het mobiliteitsbudget valt onder dezelfde fiscale behandeling als de klassieke bedrijfswagen.
Alles binnen de tweede pijler (duurzame vervoersmiddelen) is volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.
Voor de werknemer is alles wat hij besteedt aan duurzame vervoersmiddelen binnen pijler twee, vrijgesteld van belastingen. Voor de werkgever is dit dan weer volledig aftrekbaar als beroepskosten.
Het saldo dat overblijft na verrekening van de eventueel gemaakte keuzes in pijlers 1 en 2, is voor de werkgever volledig aftrekbaar als beroepskosten. Voor de werknemer is het volledig vrijgesteld van belastingen, maar hij betaalt wel een specifieke sociale zekerheidsbijdrage van 38,07%.