Sinds 1 januari 2017 is het statuut 'student-zelfstandige' in werking getreden om jongeren aan te moedigen ondernemer te worden. Met dit statuut kunnen studenten die een zelfstandige activiteit uitoefenen rekenen op een voordelige bijdragenregeling.
De kans is groot dat een jonge toekomstige klant jou als accountant contacteert om meer te weten over het statuut van student-zelfstandige. Met de hulp van dit artikel kan je alle vragen die hij je stelt beantwoorden.
Om onder het statuut van student-zelfstandige te vallen moet de student aan vier criteria voldoen:
Als student-zelfstandige valt je toekomstige jonge klant onder een voordelige bijdrageregeling. Omdat een student-zelfstandige ten laste blijft van zijn ouders is hij in principe slechts een solidariteitsbijdrage verschuldigd. Dit is anders dan bij zelfstandigen in hoofdberoep: zij moeten een kwartaalbijdrage betalen waarmee ze sociale rechten kunnen opbouwen, zoals een pensioen, een ziekteverzekering en kinderbijslag.
Net als voor andere zelfstandigen, hangt het bedrag van de sociale bijdragen af van het netto belastbaar beroepsinkomen. Het gaat om de bruto-inkomsten waarvan alle kosten zijn afgetrokken.
Voor de student-zelfstandige houdt deze regel in dat:
Wanneer een student zijn zelfstandige activiteit opstart is hij een voorlopige minimumbijdrage van ongeveer € 80 per kwartaal verschuldigd. Zodra zijn werkelijke inkomsten bekend zijn worden de voorlopige bijdragen herberekend. Het bedrag van de bijdrage wordt immers vastgesteld op basis van de inkomsten van het jaar zelf. Omdat enkel de belastingadministratie bevoegd is om het bedrag van de inkomsten vast te stellen, zal het werkelijke inkomen pas 2 tot 3 jaar later bekend zijn. Daarom moet je klant eerst een voorlopige bijdrage betalen die vervolgens wordt geregulariseerd op basis van de werkelijke of definitieve inkomsten. Raadpleeg onze bijdragentabel om de exacte bedragen te kennen.
Het statuut van student-zelfstandige kan gevolgen hebben voor de ouders van je klant, en dit zowel op het gebied van terugbetaling van geneeskundige verzorging, kinderbijslag en belastingen. Naargelang van zijn inkomsten is het mogelijk dat hij niet langer ten laste is van zijn ouders.
Het recht op kinderbijslag is onvoorwaardelijk tot en met augustus van het jaar waarin je klant 18 jaar wordt. De ouders ontvangen dus tot september kinderbijslag.
Je klant dient in het algemeen zijn activiteiten te beperken om zijn recht op kinderbijslag niet te verliezen. Betaalt je klant bijvoorbeeld sociale bijdragen in hoofdberoep (wanneer zijn netto belastbaar jaarinkomen als zelfstandige hoger dan of gelijk aan 13.847,39 euro is), dan is de kans groot dat je je recht op kinderbijslag verliest.
Zolang zijn inkomsten lager liggen dan 13.847,39 euro blijft de student-zelfstandige hiervoor ten laste van zijn ouders.
Aangezien de student-zelfstandige onder een voordelige bijdrageregeling valt, heeft hij geen rechten inzake arbeidsongeschiktheid zolang zijn netto jaarinkomen minder dan 13.847,39 euro bedraagt.
Net als elke andere belastingplichtige wordt een student-zelfstandige niet belast op een deel van zijn belastbaar inkomen. Dat noemt men ‘de belastingvrije som’. In 2019 (voor het aanslagjaar 2020) is die belastingvrije som 8.860 euro. Zolang het totaal bedrag van de inkomsten van de student lager blijft dan de belastingvrije som, betaalt hij geen belasting.
Door het fiscaal ten laste blijven verhoogt de belastingvrije som van de ouders. Je klant dient hiervoor op 1 januari van het aanslagjaar deel uit te maken van het gezin van zijn ouders en mag niet bezoldigd worden door de ouders (je klant ontvangt een vergoeding die door de ouders in het kader van een eenmanszaak als beroepskost wordt afgetrokken).
Krijgt je klant een bezoldiging uit de vennootschap van zijn ouders, dan mag deze vaak maar maximum 2.000 euro op jaarbasis bedragen.
Naast eventuele bezoldigingen van de ouders, dient je klant in het algemeen zijn netto bestaansmiddelen te beperken opdat hij nog fiscaal ten laste van de ouders beschouwd kan worden.