Sommige studenten starten al vanop de schoolbanken met hun eigen bedrijf, anderen draaien mee in de vennootschap van hun ouders. Heb jij een klant die zijn studies combineert met een zelfstandige activiteit? Dan blijft hij in bepaalde gevallen fiscaal ten laste van zijn ouders. Lees hier de voorwaarden.
Op 1 januari van het jaar volgend op het inkomstenjaar woont de student-zelfstandige effectief en duurzaam samen met minstens één belastingplichtige ouder. Wel mag hij tijdelijk uithuizig zijn, bijvoorbeeld in het kader van zijn studies. Zo kan hij in de week gerust op kot zitten in de stad waar hij studeert.
De student mag met zijn zelfstandige activiteiten – en eventueel ook daarnaast – niet te veel verdienen. Het plafond ligt op 3.410 euro netto wanneer de ouders samen belast worden en op 4.920 euro netto als een van de ouders als alleenstaande belast wordt (inkomstenjaar 2021 – aanslagjaar 2022). Let op: onder bestaansmiddelen verstaan we alle inkomsten. Als zelfstandige, maar bijvoorbeeld ook als jobstudent of als leerling in een alternerende opleiding.
Al deze inkomstenbronnen tellen mee:
Kinderbijslag en studiebeurzen tellen, onder andere, niet mee als inkomstenbron.
Is een student-zelfstandige fiscaal ten laste van zijn ouders, dan mag hij van zijn bruto-inkomsten sowieso al 2720 euro aftrekken. Daarbovenop mag hij ook noodzakelijke onkosten in mindering brengen. Kan hij hiervoor bewijsstukken voorleggen, dan zijn die voor 100% aftrekbaar. Zonder geldt een forfait van 20%, met een minimum van 450 euro voor baten of bezoldigingen van werknemers.
Wanneer ouders het loon van hun kind aangeven als beroepskost in hun eenmanszaak, dan is de student-zelfstandige niet langer fiscaal ten laste voor dat inkomstenjaar. Werkt de student-zelfstandige mee in de vennootschap van (een van) zijn ouders, dan zijn de spelregels als volgt: hij blijft fiscaal ten laste zolang hij minder dan 2000 euro bruto verdient of wanneer zijn bruto-inkomsten uit de vennootschap minder dan de helft van zijn totale belastbare jaarinkomen uitmaken.
Een student-zelfstandige verdiende op jaarbasis 2600 euro bruto als bedrijfsleider in de vennootschap van zijn ouders. Verder kluste hij voor 2800 euro bij als jobstudent. Zijn totale jaarinkomen bedroeg dus 5400 euro bruto. Zijn bezoldigingen als bedrijfsleider lagen hoger dan 2000 euro, maar maakten minder dan de helft uit van zijn totale belastbare inkomen. Daarom mag hij zijn bruto-inkomen verminderen met 2720 euro, berekend in verhouding tot de totale inkomsten:
Zo houdt hij een totaal bruto-inkomen over van 2680 euro. Daarvan mag hij ook nog zijn beroepskosten aftrekken. Zonder bewijsstukken is dat 2680 euro * 20% = 536 euro.
Het totale netto-inkomen van de student-zelfstandige bedraagt dus 2144 euro (= 2680 euro – 536 euro). Hoewel hij in dat kalenderjaar in totaal 5400 euro bruto verdiende, blijft hij fiscaal ten laste. Zijn netto-inkomen lag immers niet hoger dan 3270 euro.