De toepassing van artikel 37 brengt een gunstige sociale bijdrageregeling met zich mee. Anderzijds heeft artikel 37 een negatieve impact op de sociale rechten van je klant. In deze blogpost lees je meer over de opbouw van sociale rechten, en in het bijzonder over het recht op een sociale uitkering.
De sociale rechten van je klant (met uitzondering van pensioenrechten) worden bepaald op basis van de betaling van de voorlopige sociale bijdragen. Voor gevestigde zelfstandigen worden die bijdragen berekend op hun inkomen van drie jaar terug. Starters betalen een forfaitaire minimumbijdrage.
Je klant bouwt enkel sociale rechten op, als hij minimum bijdrage betaalt voor zelfstandigen in hoofdberoep.
Als je klant geniet van artikel 37, dan mag zijn netto belastbaar beroepsinkomen niet meer bedragen dan 7.098,30 euro per jaar. Zijn sociale bijdragen zijn in dat geval lager dan de minimumbijdrage als zelfstandige in hoofdberoep waardoor hij bijgevolg geen eigen sociale rechten opbouwt.
Zodra we het werkelijke inkomen van je klant kennen, berekenen we zijn definitieve sociale bijdragen.
Stel dat je klant voorlopige sociale bijdragen betaalde, gelijk aan de minimumbijdragen voor zelfstandigen in hoofdberoep. Als blijkt dat de definitieve bijdragen lager liggen dan dit minimum, dan zijn er twee mogelijkheden:
Uitzonderlijk kan de klant zijn uitkeringen behouden. Hij krijgt dan enkel het verschil terug tussen de minimumbijdragen in hoofdberoep en de effectief betaalde bijdragen. De klant moet uitdrukkelijk akkoord gaan met deze regeling.
Heeft je klant nog openstaande, vervallen bijdragen? Dan kunnen we teveel betaalde bijdragen ook gebruiken om deze te vereffenen.
Opgelet: dit is een voorlopige werkwijze, uitgewerkt door de FOD Sociale Zekerheid, in afwachting van een aanpassing van artikel 37.